Het moest er toch een keer van komen: een fragment uit mijn schrijfsels op dit blog…
Onlangs deed ik mee aan een thriller-verhalenwedstrijd. Nu schrijf ik nooit thrillers, en het resultaat was dan ook niet bepaald geslaagd: een vreemde mengeling van humor en ranzigheid.
Wel was het een leuke oefening. Je moest een fragment afmaken, in maximaal 4000 woorden. Het was ook nog eens in de ik-vorm, waardoor het geheel helaas een nogal a-creatief karakter kreeg.
De al bestaande opzet van het verhaal: een rechercheur, de ik-persoon, vindt op zijn vrije dag het lijk van een vrouw waar hij al drie weken naar zoekt op zijn favoriete vissersplekje…
Ruim drie kwartier later arriveerde de Technische Recherche. Ik begroette hen met een korte knik, terwijl ik achterover leunde op mijn vissersstoeltje.
“Van Der Voort”, bromde Govert Grundmeijer bij wijze van groet, al klonk het bij hem altijd meer als een verwijt.
“Grundmeijer!”, antwoordde ik op overdreven vrolijke toon. “Wat enorm gezellig dat jullie ook even langs wippen! Koffie?” Ik hield mijn thermoskan omhoog.
“Ik zie dat je het jezelf alvast gemakkelijk hebt gemaakt”, zei hij, mijn vraag negerend. Ik haalde mijn schouders op. “Tja, als ik bijna een uur op jullie moet wachten, neem je het me toch niet kwalijk als ik er even bij ga zitten.”
Grundmeijer moest duidelijk zijn best doen om zich in te houden. Hij knikte richting de waterkant, een tiental meter verderop, en vroeg op bruuske toon: “Heb je iets aangeraakt?”
“Ja, Govert.” Ik knikte met een spijtig gezicht. “Ik kon me niet inhouden. Meteen toen ik haar zag heb ik me eens even lekker uitgeleefd en alles in een straal van twintig meter onder gezeken.”
Dat was blijkbaar de druppel die Grundmeijers spreekwoordelijke emmer deed overlopen, want hij hield zijn dikke, pafferige vinger vlak voor mijn neus en zei op dreigende toon: “Nou moet jij eens even heel erg goed luisteren, irritante etter die je er bent. Jij – ”
“Heren, heren!” Houtappels kwam met een sussend gebaar door het hoge gras aanlopen, zijn kleren en grijzende haren ietwat gekreukt en warrig, alsof hij zich gehaast had klaargemaakt. “Laten we het netjes houden, zo op de vroege ochtend!”
“Hou jij je mannetjes nou maar in de gaten”, reageerde Grundmeijer verhit terwijl hij naar zijn team liep, dat al was begonnen met het afzetten van de directe omgeving en het plaatsen van genummerde bordjes op de drassige grond.
“Moet je die arme man nou altijd zo opfokken?”, vroeg Houtappels terwijl hij met zijn handen in zijn zakken over het water uitkeek. Ik hoorde aan zijn stem dat het niet als berisping was bedoeld.
“Opfokken?”, zei ik zo onschuldig mogelijk terwijl ik mijn thermoskan in mijn visserskoffertje stopte en mijn stoeltje opklapte. “Zoiets zou ik toch nooit doen?”
Hij stootte een lach uit, wat hem op een norse blik van Grundmeijer kwam te staan. “Spaar jij je energie nou maar”, vervolgde hij iets zachter. “Er staat je nog een lange dag te wachten.”
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
Het is gewoon erg goed, en het eind!!!!! Nogmaals ik wil meer.
ReplyDelete